Borium
De boriumtoestand van de grond wordt uitgedrukt in in µg borium/kg grond na extractie van de grond met 0,01 M CaCl2. Voor de extractiemethode klik hier. In Tabel 7.1 zijn de waardering en de bijbehorende adviesgiften weergegeven.
Boriumgebrek komt vooral voor op zandgronden met lage organische-stofgehalten, maar het kan ook voorkomen op löss- en dalgronden. Het wordt versterkt bij lage pH (pH < 4) of juist hoge pH (pH > 6, onder andere vlak na bekalking) in combinatie met droogte. Met name op zand- en dalgronden kan borium gemakkelijk uitspoelen, waardoor vooral bij suikerbieten, maïs en kool tekorten kunnen optreden.
Soms kunnen bieten op kleigrond ook last hebben van boriumgebrek. Er is dan bijna altijd sprake van een droge zomer en droog najaar.
Bij voor boriumgebrek gevoelige gewassen ligt de nadruk op preventie. Als boriumgebrek optreedt (bijvoorbeeld zwarte harten in bieten) is men al te laat. Als één van de gewassen suikerbiet, maïs, luzerne, peulvruchten, koolraap, knolselderij, bloemkool, broccoli of peen wordt geteeld, wordt geadviseerd grondonderzoek te verrichten. Op basis van het B-gehalte in de grond wordt een adviesgift gegeven, waarbij een keuze kan worden gemaakt worden tussen bodem- dan wel bladmeststoffen.
Als boriumgebreksverschijnselen optreden, moet zo snel mogelijk een B-gewasbespuiting worden uitgevoerd.
Bij twijfel kan men een gewasonderzoek laten uitvoeren door een erkend laboratorium. Als dit een boriumtekort aangeeft, is het advies om zo snel mogelijk een B-gewasbespuiting uit te voeren. Er zijn echter geen algemeen geldende richtlijnen voor de wijze van bemonstering (gewasstadium, te nemen plantendeel enz.), de analysemethode en het kritisch gehalte per gewas. Informeer hiernaar vooraf bij het laboratorium.
Suikerbieten vormen een uitzondering. Van dit gewas is op basis van bladanalyses bekend beneden welk gehalte de kans op boriumgebrek groot is. Dit is bij een gehalte lager dan 3,2 mg B per 100 gram droge stof.
De gehalten worden bepaald in de droge stof van jongst volgroeide bladeren. Gehalten op droge stof zijn doorgaans in de loop van het groeiseizoen constanter dan op vers gewicht. Dit geldt ook voor bemonstering van jongst volgroeide bladeren. Dit zijn bladeren met een min of meer gelijke fysiologische leeftijd.
Het beste is om borium preventief toe te dienen, in de periode bij het zaaien tot uiterlijk het sluiten van het gewas. Bij beginnend boriumgebrek kan men als noodmaatregel alsnog een boriumgift toedienen van 400 gram B per hectare.
Dierlijke mest bevat ook borium. Voor het boriumgehalte in organische meststoffen, zie: Samenstelling organische meststoffen.
Klik op de tabel voor een vergroting
Opmerkingen
- Het advies geldt alleen voor bieten, maïs, luzerne, peulvruchten, koolrapen, knolselderij, bloemkool, broccoli en peen (andere gewassen niet met borium bemesten). Een voorraadbemesting voor een aantal jaren is niet mogelijk omdat borium gemakkelijk uitspoelt.
- Aandachtspunt bij gebruik van bodemmeststoffen is een homogene verdeling over het perceel.
- Bij borium is sprake van een nauwe bandbreedte van het optimale B-gehalte in de grond. Bij te hoge boriumgiften kan schade optreden als gevolg van boriumtoxiciteit.
Klik op het schema voor een vergroting
Direct voor de plant beschikbaar boriumgehalte in de bodem op bouwland (B-CaCl2), gemiddeld over 2018-2022 (bron: Eurofins)