Bodemvruchtbaarheid
Een vruchtbare bodem levert voldoende voedingsstoffen, heeft een goede pH en een goed organische stofgehalte, waardoor een goede ontwikkeling van het gewas mogelijk is.
Voor de beschikbaarheid van nutriënten voor gewassen zijn zowel de directe beschikbaarheid als de nalevering vanuit de bodem belangrijk. Voedingsstoffen komen vanuit de bodem beschikbaar door verwering van minerale bodemdeeltjes, door het geleidelijk oplossen van slecht oplosbare neerslagen, door het in oplossing komen van kationen die gebonden zijn aan het adsorptiecomplex en door afbraak van organische stof door het bodemleven. Kleibodems hebben over het algemeen een goede natuurlijke bodemvruchtbaarheid. Zanddeeltjes verweren nauwelijks en bevatten over het algemeen weinig voedingsstoffen.
Zandgronden zijn voor de nutriëntenlevering sterk afhankelijk van organische stof. Uit organische stof komen bij de mineralisatie belangrijke elementen, zoals stikstof (N), fosfaat (P) en zwavel (S) beschikbaar. Daarnaast kan organische stof voedingsstoffen binden (zie verder). Organische stof is ook de voedingsbodem voor het bodemleven. Het bodemleven zorgt voor mineralisatie van organische stof, en de opbouw van de bodemstructuur door het uitscheiden van kitstoffen en het doorwoelen van de bodem.
Kleideeltjes en oude organische stof (humus) kunnen voedingselementen zoals calcium (Ca), magnesium (Mg), kalium (K) en ammonium (NH4) zwak binden. Daardoor zijn deze beschermd tegen uitspoeling. Bij opname door het gewas daalt de concentratie nutriënten in de bodemoplossing, waarna deze vanaf het adsorptiecomplex nageleverd kunnen worden.
Het is van belang voldoende aandacht te besteden aan bodemvruchtbaarheid via metingen en handelingen (vruchtwisseling, bemesting, bekalking en organische stofbeheer).